Pagina's

zondag 6 februari 2011

Hulpkaart spelling

klanken

Korte klanken: a, e, o, u, i
Lange klanken: aa, ee, oo, uu
Twee teken klanken: ei, ij, ie, au, ou, oe, eu, ui, uw, ch, ng, nk
Drie teken klanken: aai, ooi, oei, auw, ouw
Vier teken klanken: eeuw, ieuw
Medeklinkers: b, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, r, s, t, v, w, z

vriendjeswoorden
Sommige medeklinkers zijn vriendjes van elkaar, daar mag niets tussen komen. Je hoort er soms iets tussen, maar dat schrijf je niet op.

rm rn rp rk rf rg lf lp lg lm lk

bijvoorbeeld: melk, berg, half, werp, hark,

cht-woorden
Hoor je een korte klank én een /g/-klank met een /t/,
dan gebruik je de twee teken klank –ch en schrijf je –cht,
behalve bij: ‘hij ligt’, ‘hij legt’ en ‘hij zegt’.

bijvoorbeeld: wacht, lucht, bocht, uitzicht

langer maken van woorden
Hoor je aan het einde van een woord een /t/-klank, dan moet je het woord langer maken. Je hoort dan of je een –t of een –d moet schrijven.
Hoor je aan het einde van een woord een /p/-klank, dan moet je het woord langer maken. Je hoort dan of je een –p of een –b moet schrijven.

bijvoorbeeld: kaart, paard, loop, web

de stomme klank
Hoor je de stomme klank, dan schrijf je meestal –e.
Hoor je –/luk/, dan schrijf je –lijk.
Hoor je –/ug/, dan schrijf je –ig.

bijvoorbeeld: groeien, beloof, moeilijk, zuinig

klankvoeten
Woorden worden verdeeld in klankvoeten door tussen de klanken te splitsen.
Een klankvoet kan gewoon of stom zijn.
Hoor je in een klankvoet een stomme klank, dan is die klankvoet stom.

bijvoorbeeld: genoeg, nieuwe, kasten, aardig

Hoor je aan het einde van een gewone klankvoet een medeklinker, twee teken klank, drie teken klank of vier teken klank, dan mag je schrijven wat je hoort.
Gebruik wel de andere regels.

bijvoorbeeld: werken, gezang, moeilijk, sneeuwen

tekendief
Hoor je aan het einde van een gewone klankvoet een lange klank,
dan streep je van die lange klank één teken weg,

bijvoorbeeld: tafel, grote, buren, lezen,

behalve aan het einde van een woord de /ee/, die blijft met zijn twee bijv.: zee

dubbelzetter
Hoor je aan het einde van een gewone klankvoet een korte klank,
dan verdubbel je de volgende medeklinker.

bijvoorbeeld: dikke, latten, muggen, bossen

de i-figuur
Hoor je aan het einde van een gewone klankvoet een /ie/-klank
én is de volgende klankvoet gewoon,
dan schrijf je –i,

bijvoorbeeld: figuur, piloot, rivier,

behalve als de gewone klankvoet eindigt op –ing bijv.: viering, en
bij ‘iemand’, ‘niemand’, ‘sieraad’, ‘dienaar’ en ‘kievit’.

de –tie woorden

Je hoort sie, maar je schrijft tie

bijvoorbeeld: vakantie, functie, recreatie, functie,

de –ge woorden

Je hoort sje, maar je schrijft ge

bijvoorbeeld: horloge, bagage, garage,

de –isch woorden
Je hoort ies, maar je schrijft isch

bijvoorbeeld: technisch, historisch, praktisch, romantisch,

Geen opmerkingen:

Een reactie posten